Voor burgers en bedrijven die willen bouwen, verbouwen, slopen of buiten aan het werk gaan, is het belangrijk dat zij makkelijk en snel weten of een activiteit (met mogelijke schade voor de natuur) is toegestaan. En onder welke voorwaarden. Als u een aanvraag voor een
Omgevingsvergunning bij de gemeente doet, wordt deze getoetst aan de
Wet Natuurbescherming (Wnb). (Het is ook mogelijk om rechtstreeks bij de provincie een vergunning of ontheffing natuur aan te vragen). Volgens deze wet mag u geen schade toebrengen aan vogels en dieren (al dan niet beschermd) of beschermde planten, inclusief nest- of verblijfplaatsen. Vanaf januari 2021 zal de
Omgevingswet inwerking treden, dit is een wet die alle wetten en regels op het gebied van de leefomgeving vereenvoudigt en bundelt. De
Wet natuurbescherming zal dan opgaan in de
Omgevingswet.
Werkzaamheden en beschermde (dier)soorten
Bij werkzaamheden in de openbare ruimte of werkzaamheden aan gebouwen is er altijd een grote kans dat men op beschermde (dier)soorten stuit.
Bijvoorbeeld bij het bouwrijp maken van een terrein, door middel van sloop, sanering, voorbelasting of egalisatie (verwijderen beplanting en dichtgooien van watergangen). Bij dit proces kan men bijvoorbeeld stuiten op vleermuizen (zoogdieren) en vogels in leegstaande gebouwen, amfibieën en vissen in watergangen en bijzondere planten of broedende vogels in de directe omgeving. Bij renovatie van gebouwen bestaat er een grote kans dat men op beschermde diersoorten stuit. Volgens de
Wet Natuurbescherming dient men in dergelijke situaties proactief op te treden, door vooraf een
flora- en fauna-onderzoek te doen. Wanneer hierbij beschermde soorten worden aangetroffen dient men mitigerende of compenserende maatregelen te treffen en/of werkzaamheden buiten het broedseizoen of andere kwetsbare perioden te plannen. Bij vleermuizen kan bijvoorbeeld alternatieve nestruimte worden aangeboden in de omgeving. Bij grote ruimtelijke ingrepen in watergangen kunnen bijvoorbeeld voor de kleine modderkruiper nieuwe leefgebieden worden gecreëerd. Het is ook mogelijk vissen en andere waterdieren weg te vangen en in een nieuw leefgebied uit te zetten. Voor een groot aantal diersoorten is een zogenaamde
soortenstandaard ontwikkeld. Hierin staat beschreven hoe men met de bedreigde dier- of plantensoort dient om te gaan. Daarnaast gelden er bij bepaalde diersoorten vrijstelling van bepaalde werkzaamheden, mits volgens een gedragscode gewerkt wordt, zoals bv.
Gedragscode flora- en faunawet voor de bouw- en ontwikkelsector.
Wilt u meer achtergrondinformatie over specifieke diersoorten neem dan een kijkje in
de
Toolkit onder het kopje Gebouwen.
Het bouwbesluit zal vanaf 2021 ook opgaan in de
Omgevingswet en zal dan onder de
algemene maatregelen van bestuur (AmvB) Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) vallen.
Op grond van het huidige
Bouwbesluit mogen gebouwen in Nederland niet toegankelijk zijn voor ongedierte. Er mogen daarom geen openingen zijn in gebouwen die groter zijn dan 1 centimeter, afgezien van schoorsteen en afzuiginstallatie voor keuken en badkamer. Er is gelukkig ook een uitzondering gemaakt voor rust- en nestplaatsen voor beschermde soorten, waaronder vogels en vleermuizen. Dit is in (droge) juridische termen opgenomen in de artikelen
3.69 en
3.73 van het
Bouwbesluit.
Woningen die als
"nul-op-de-meter" worden opgeleverd volgens het
NOM Keur moeten standaard worden voorzien van nestvoorzieningen voor gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen, zie
Handboek NOM Keur.
De wetgeving voor bescherming van flora en fauna wordt nogal eens als belastend en vervelend ervaren. Voor individuele ingrepen in een gebied moet afzonderlijk ontheffingen worden aangevraagd. Dat is niet effectief. En als je even niet oplet, kun je zomaar anderhalf tot twee jaar bezig zijn met een ontheffingsprocedure (inclusief het onderzoek). Daarmee schieten de beschermde soorten, zoals vleermuizen en gierzwaluwen, ook weinig op.
Gelukkig is er binnen de
Wet Natuurbescherming een mogelijkheid voor het aanvragen van een gebiedsgerichte ontheffing voor een langere periode en een groter gebied. Een proactieve aanpak dus, waarbij het belang van de beschermde soorten uitgangspunt is. Daarvan profiteren niet alleen de dieren, het biedt ook meer planningszekerheid. En dat is belangrijk voor grote bouwbedrijven en woningcorporaties. Vertraging in de bouw, bijvoorbeeld omdat in een laat stadium beschermde soorten ontdekt worden, loopt in de papieren. Met een gebiedsgerichte aanpak, gebaseerd op een
soortenmanagementplan (SMP), kan dit voorkomen worden.
In een
soortenmanagementplan wordt per soort beschreven hoe die ervoor staat (de 'staat van instandhouding') en welke maatregelen er getroffen dienen te worden om de staat van instandhouding eventueel te verbeteren. Dit vergt natuurlijk wel het nodige onderzoek. Op grond van het
soortenmanagementplan geeft de Provincie een gebiedsontheffing af voor tien jaar. In die periode moet er wel gemonitord worden of de voorzieningen gebruikt worden en de soorten er inderdaad op vooruit gaan. Met een gebiedsontheffing creëer je zekerheid, zodat initiatieven die in het plan passen door kunnen gaan. De instandhouding van beschermde soorten wordt verbeterd en je vermindert de administratieve lasten. Een win-winsituatie voor meerdere partijen.
Programma Aanpak Stikstof (PAS)
Minder stikstof, sterkere natuur en economische ontwikkeling zijn de doelen van het
Programma Aanpak Stikstof (PAS). Al jaren is er in veel
Natura 2000-gebieden een overschot aan stikstof (ammoniak en stikstofoxiden). Dit is schadelijk voor de natuur. Het belemmert ook vergunningverlening voor economische activiteiten.
In het
PAS werken Rijk, provincies, natuurorganisaties en ondernemers samen. Er worden herstelmaatregelen genomen om de natuur bestendiger te maken tegen een overbelasting van stikstof, door bijvoorbeeld stikstofrijke grondlagen te verwijderen. Door de herstelmaatregelen en de daling van de stikstofdepositie door bestaand beleid en de extra bronmaatregelen ontstaat er ook ruimte voor nieuwe economische activiteiten.
In het
PAS zijn alle
Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Dit is het geval voor 118 van de 160
Natura 2000-gebieden.
Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State geoordeeld dat het
Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet als basis voor toestemming voor activiteiten mag worden gebruikt.
Doormiddel van natuurinclusief bouwen en het gebruik van materialen op basis van biomassa kan de stikstofdruk van de bouw flink worden teruggebracht. Groene daken en gevelbeplanting zuivere lucht en nemen onder andere stikstof en CO2 op, waardoor de uitstoot van stikstof en broeikasgassen in de bouw gedeeltelijk wordt gecompenseerd. De inzet van
materialen op basis van biomassa, zoals hout, in plaats van traditionele materialen, als baksteen en beton, kan juist de uitstoot van stikstof en CO2 tijdens het bouwproces flink verkleinen.